Racisme bij geadopteerden: Joyce vertelt

“Hoe was het voor jou om als persoon van kleur op te groeien in België?”

Vijf volwassen geadopteerden uit China, Haïti, India, Indonesië en Rwanda beantwoorden deze vraag voor ons. Zij vertellen in deze vijfdelige reeks over hun ervaringen met racisme en de zoektocht naar hun identiteit.

Vijf belangrijke getuigenissen die we graag met jullie delen. In dit deel vertelt Joyce haar verhaal.

 

“Ik kropte veel dingen op en bouwde een soort van muur rondom mij"

In 1996 werd ik geadopteerd uit China. Ik kwam terecht in een gezin met een mama, papa en een oudere broer die ook geadopteerd was en groeide op in een dorp waar je de personen van kleur op één hand kon tellen. Als kind ging ik naar enkele bijeenkomsten van de adoptiegroepen van mijn broer en mezelf, maar deze vond ik steeds wat onwennig.

Ik groeide op in een witte omgeving waar racisme sterk aanwezig was. Als kind kende ik de concepten ‘racisme’ en ‘discriminatie’ natuurlijk niet. Ik ervoer het wel, maar ik kon het niet onder woorden brengen. Op de momenten dat ik met racisme te maken kreeg, zei ik er eigenlijk nooit iets over, ook al deed het wel pijn. Van jongs af aan wist ik dat ik anders was. Er was niemand in mijn omgeving die op mij leek of mij echt volledig begreep, dus ik kropte veel dingen op en bouwde een soort van muur rondom mij. Als kind hield ik wel een dagboek bij. Als iets me dwarszat, schreef ik het neer. Na het neerschrijven ervan kon ik weer doorgaan met het leven. Ook bidden bracht me tot rust, waarschijnlijk omdat ik daarbij het gevoel had verbonden te zijn met iets of iemand. Doorheen de jaren ben ik dat gevoel van verbondenheid met het katholicisme wel wat verloren (lacht). Momenteel vind ik vooral rust door meditatie en door te sporten.

“Ik was nog jong en werd geconfronteerd met situaties waarmee ik eigenlijk niet geconfronteerd zou moeten worden”

Toen ik zes jaar was, kreeg ik regelmatig opmerkingen zoals ‘Je ouders wilden je niet, daarom hebben ze je afgestaan’ of ‘Dat zijn niet je echte ouders, dat weet je toch?’. Ondanks de tranen me soms in de ogen sprongen, kwam ik totaal niet voor mezelf op. Als kind hoorde ik veel, maar ik deed meestal alsof ik het niet hoorde. Slikken en negeren was mijn reactie, een soort van overlevingsmechanisme. Ik was nog jong en werd geconfronteerd met situaties waarmee ik eigenlijk niet geconfronteerd zou moeten worden. Ik was verbaal niet sterk genoeg en stond niet sterk genoeg in mijn schoenen om te antwoorden. Ik wist eigenlijk ook niet wat zeggen, want ik vroeg me zelf af waarom ik was afgestaan. Als kind werd ik getraumatiseerd door zulke gebeurtenissen, anders zou ik ze me vandaag ook niet zo gedetailleerd herinneren.

Toen ik in het vijfde middelbaar van school veranderde, realiseerde ik me pas hoe racistisch mijn omgeving was. Er gingen roddels rond dat mijn ouders een Chinees restaurant hadden. Ik zei er toen niet veel over, omdat ik anders moest uitleggen dat ik geadopteerd was. Doordat ze me op school als ‘Chinees’ behandelden, stelde ik mezelf ook steeds vaker de vraag of ik wel Chinees was, want ik kende niets van ‘Chinees zijn’. Daarom begon ik meer op te zoeken over China en nam ik de documenten die mijn ouders van mijn adoptie hadden bewaard grondiger door. Ik was in mijn laatste jaren van het middelbaar voornamelijk bezig met het zoeken naar mijn identiteit. Ook de opmerkingen van Aziaten zelf maakten mij onzeker. Zij vroegen of ik Thais, Vietnamees of Filipijns was, omdat ik op hen leek. Was ik dus wel Chinees?

“Sinds deze reis heb ik mijn uiterlijk aanvaard en besef ik dat de normen en schoonheidsidealen in België relatief zijn”

Als kind was ik heel onzeker over mezelf en mijn uiterlijk door al de negatieve opmerkingen over mijn ogen, neus, lengte, huidskleur, etc. Opgroeien in een omgeving waar je niet voldoet aan de norm maakte mij onzeker. Ook het feit dat ik nog nooit iemand had gezien die op me leek, had een grote invloed op mijn onzekerheid. Ik vond het ‘normaal’ om constant omringd te zijn door witte personen, ook op vlak van representatie in de media. Daarom zocht ik ook bewust meer entertainment op via YouTube, o.a. kanalen zoals Wong Fu Productions, KevJumba en Nigahiga. Ik voelde me meer verbonden met Aziaat-Amerikanen, omdat zij zich in diezelfde in-between zone positioneerden. Via YouTube kwam ik ook in contact met Chinese en Koreaanse muziek. Artiesten zoals Jay Chou, Jolin Tsai en Taeyang (BIGBANG) vond ik leuker om naar te luisteren dan de muziek die hier op de radio kwam. YouTube was dus echt wel mijn figuurlijke ontsnapping (lacht).

Daarnaast wordt er – onterecht – bij meisjes, en bij vrouwen in het algemeen, veel gefocust op hoe je eruitziet, wat je aandoet, hoe je je gedraagt en wat je zegt. Ik spiegelde me enorm aan de schoonheidsidealen van hier met als gevolg dat ik niet geloofde dat ik ‘echt mooi’ kon zijn. Alleen voor ‘een Chinees’ was ik mooi, want dat was het ‘compliment’ dat ik vaak kreeg. Ik liet ook regelmatig mijn haar in een lichtere kleur verven, omdat ik me daardoor meer zelfzeker en geaccepteerd voelde. Bij vragen over uiterlijk en make-up vond ik vooral antwoorden op YouTube door Aziaat-Amerikanen zoals Michelle Phan, Jen Chae en Weylie Hoang te volgen.

Op mijn 17de bezocht ik voor het eerst mijn geboorteland. We reisden met de rugzak doorheen veertien steden in vier weken tijd. Het was vooral een kennismakingsreis. Ik had niet de intentie om naar mijn weeshuis te gaan en mijn eerste familie op te zoeken. Toen we in China waren hebben we dan toch besloten om mijn weeshuis op te zoeken en we liepen daarna ook enkele uren rond in mijn ‘geboortestad’. Die enkele uren waren voor mij enorm waardevol. Voor het eerst had ik het gevoel personen te zien die op mijn leken, ik was dus geen alien. Sinds deze reis heb ik mijn uiterlijk aanvaard en besef ik dat de normen en schoonheidsidealen in België relatief zijn. Ik zeg sindsdien ook vaker met trots dat ik Chinees ben.

“Racisme is iets structureel, het zit verweven in onze samenleving en dus ook in ons taalgebruik”

Racisme komt voor in veel verschillende vormen, o.a. grapjes, opmerkingen en fysiek aangevallen worden. Alle vormen van racisme kwetsen. Helaas worden deze grapjes en opmerkingen nog vaak genormaliseerd in onze samenleving. Onlangs riep een meisje: “Kijk, een Chinees!” terwijl ze naar me wees en lachte. Zo’n momenten doen me terugdenken aan de periode dat ik als kind werd uitgelachen omwille van mijn Chinese etniciteit. Toen gebruikten ze ook ‘Chinees’ of ‘Mongool’ (link met Mongolië) als scheldwoord. Mijn etniciteit wordt met andere woorden gebruikt als scheldwoord. Het is hier ook een term om alle Aziaten te beschrijven. Ook het gebruik van begroetingen zoals ‘ni hao’, ‘konnichiwa’, het vooruit buigen met de handen tegen elkaar, de ogen met de vingers naar achter trekken (‘spleetogen’) en dan lachen, zijn vervelend en vermoeiend. Net zoals nageroepen worden met ‘spleetoog’, ‘hondeneter’, ‘gele’ (verwijzing naar de huidskleur), etc. 

Door op te groeien in België had ik echt wel een afkeer ten aanzien van mijn Chinese etniciteit en daarom wou ik lang niets met China te maken hebben. Het was dan ook enorm vervelend wanneer vreemden (herhaaldelijk) aan je vroegen vanwaar je ‘echt’ bent. Ik vond het toen vervelend om ‘China’ te moeten antwoorden, omdat ik er niet mee geassocieerd wou worden. Nu vind ik zulke vragen nog steeds vervelend, maar eerder omdat ze aantonen dat je niet met België geassocieerd kan worden en dat je ook niet als Belg wordt gezien. De eerste keer dat iemand me Belg noemde om mij te beschrijven, was in China. In China ben ik Belg en in België ben ik Chinees. Ook de opmerking dat ik al goed Nederlands spreek, ben ik ondertussen wat beu. Vroeger voelde ik mij dan altijd genoodzaakt om te vermelden dat ik geadopteerd was, maar daar ben ik ondertussen gelukkig van afgestapt. Ik vraag toch ook niet aan random personen in welke gezinsvormen zij zijn grootgebracht, dus of ik nu geadopteerd ben of niet gaat hen uiteindelijk niets aan (lacht). Als Oost-Aziaat word je ook snel in het Engels aangesproken. In principe is dat niet supererg in een geglobaliseerde wereld, maar als je in het Nederlands antwoordt en dan nog steeds in het Engels wordt aangesproken, is dat toch wel vervelend. Ik werd zelfs in het Engels aangesproken in een Nederlandstalige les. Het is vermoeiend en het kwetst.

Racisme omvat niet alleen de microagressies die door één individu worden uitgevoerd, het is iets structureel. Het is verweven in onze samenleving en dus ook in ons taalgebruik; taal is ontstaan in een specifieke context. Uitdrukkingen in het Algemeen Nederlands zoals ‘Spreek ik Chinees?’ of ‘Chinese vrijwilliger’, waarbij men tot op de dag van vandaag Chinezen othered en aantoont dat Chinezen onverstaanbaar zijn en verplicht het vuile werk doen dat niemand wil doen zijn, zijn waardegeladen. Hierbij dus de oproep om te reflecteren over het taalgebruik dat we dagelijks gebruiken, ook al is het Algemeen Nederlands.

“Racisme tegenover Aziaten heeft altijd al bestaan, maar Covid-19 maakte het wel zichtbaarder”

In de beginperiode van Covid-19 behandelden personen mij alsof ik besmet was, alsof ik het virus was, desondanks ik niet recent naar China was gegaan. Ze wandelden in een boog om me heen, hielden hun sjaal voor hun mond wanneer ze mij voorbij wandelden (maar lieten deze wel hangen wanneer ze voorbij een hoestende witte man wandelden) en de zitplaatsen in de bus of de trein naast mij bleven leeg. Racisme tegenover Aziaten heeft altijd bestaan, net zoals de aanwezigheid van sinofobie. Sinofobie is de haat of angst voor China, de Chinese personen, de Chinese diaspora en de Chinese culturen. In de praktijk wordt sinofobie zichtbaar in ongelijke machtsrelaties, discriminatie en racisme tegenover Chinezen. Covid-19 heeft racisme tegenover Chinezen en (Zuid)Oost-Aziaten zichtbaarder gemaakt. De stijging in incidenten tegenover deze bevolkingsgroepen valt te verklaren door enerzijds het (onderliggend) racisme dat al aanwezig was, als gevolg van hun koloniale geschiedenissen. Anderzijds de politieke en socio-economische strategieën die gemotiveerd worden door naties in het westen binnen een systeem van witte superioriteit. Het historisch contextualiseren van de ongelijke machtsposities tussen westerse naties, waaronder België, en China heeft me doen begrijpen waarom ik vandaag de dag nog steeds met racisme word geconfronteerd.

Binnen het anti-racismedebat zijn stemmen van Aziaten, en meer specifiek Aziatische vrouwen, veelal onzichtbaar. Deze onzichtbaarheid valt te verklaren door de model minority myth. Dit concept is ontstaan in context van de Verenigde Staten en stelt dat Aziatische bevolkingsgroepen in het westen, in vergelijking tot medebevolkingsgroepen van kleur, zich het meest zouden aanpassen aan de standaarden van het systeem van witte superioriteit en daarom het ‘meest succesvol’ zouden zijn. Als gevolg hiervan zouden Aziaat-Amerikanen het meest toegang hebben tot dezelfde privileges die witte personen ervaren. Dit is een tactiek om personen van kleur onderling tegen elkaar te laten keren in plaats van dat ze zich tegen het systeem van witte superioriteit zouden keren. Deze mythe is gevaarlijk, omdat we alle Aziatische bevolkingsgroepen onder dezelfde noemer schuiven en we dus de heterogeniteit tussen Aziaten onderling vergeten, maar ook dat we de ervaringen van Aziaten als niet (even) belangrijk aanzien.

De beweging Black Lives Matter en Covid-19 waren belangrijke actoren voor het aankaarten van racisme tegenover Aziaten in het westen. De beweging Stop Asian Hate is voornamelijk in de Verenigde Staten actueel, maar is ook relevant voor het racisme tegenover Aziaten hier in Europa. Racisme is niet slechts iets dat zich afspeelt in de Verenigde Staten, het is ook aanwezig in België. Hier wil ik graag benadrukken dat bovengenoemde bewegingen niet alleen waardevol zijn voor zwarte of Aziatische personen, we moeten allemaal samen aan hetzelfde touw trekken als we racisme ooit uit de samenleving willen helpen.

Bovendien maken Aziatische vrouwen naast racisme ook seksisme mee. Neesha Patel[1] beschrijft dit als geracialiseerd seksisme. Het is dus niet louter racisme, maar een combinatie van beiden. Ook worden Aziatische vrouwen hypergeseksualiseerd door het idee dat Aziatische vrouwen altijd toestemmen in de verlangens van de witte man. Dit idee heeft volgens Edward W. Said[2] een oorsprong in de interacties die tussen witte mannen en Aziatische vrouwen in het verleden, in de context van militaire troepen en prostitutie, plaatsvonden.

Op jonge leeftijd werd ik hier en daar wel eens geconfronteerd met geracialiseerd seksisme, maar hoe ouder ik werd, hoe frequenter het voorkwam. De hyperseksualisering van Aziatische vrouwen is misselijkmakend en vermoeiend. Wanneer je er dan al iets over durft zeggen, word je ook niet serieus genomen. Het wordt veelal weggelachen, zowel door mannen én vrouwen. Je moet juist blij zijn, want ‘het is als een compliment bedoeld’. Ook wanneer ik alleen met mijn papa ben, zie ik soms vreemden kijken naar mij alsof we een koppel zijn, gewoonweg een ziekmakend idee. Daarom maak ik mij zo weinig mogelijk op zodat ze doorhebben dat ik zijn dochter ben. Als ik alleen wegga, probeer ik er wel voor te zorgen dat ik er verzorgd uitzie, want met vettig haar en een jogging aan krijg je snel de blik van ‘het is weer een buitenlander’.

Enkele jaren geleden schreef ik een paper over Aziatisch fetisjisme en yellow fever, wat mij ook veel kennis heeft bijgebracht over de dingen die ik wel ervoer, maar nog niet wist uit te drukken in woorden. Volgens Robin Zheng[3] kunnen we spreken over de sexual model minority myth. Hierbij worden de eigenschappen van model minority gekoppeld aan de reeds heersende seksuele stereotypen over Aziatische vrouwen.

“Ik verkies om mezelf te benoemen als survivor en niet als slachtoffer”

Als ik de deur uitstap, heb ik het gevoel dat ik mentaal sterk genoeg moet zijn om geconfronteerd te worden met racisme, seksisme en geracialiseerd seksisme. Ik heb het ondertussen ‘aanvaard’, maar het is uitputtend. Velen onder ons hebben geleerd om direct na zulke racistische/seksistische incidenten terug om te schakelen naar happy thoughts, opnieuw dat overlevingsmechanisme. Hoe ouder ik word, hoe meer ik besef hoeveel energie deze veerkracht, die we onszelf hebben aangeleerd, van ons vraagt.

Het etiket ‘slachtoffer’ past niet bij mij, ondanks ik zo wel na het incident in Leuven werd omschreven. Ik ben (gelukkig) nog niet overleden aan mijn confrontaties met racisme, seksisme of geracialiseerd seksisme, dus ik verkies om mezelf te benoemen als survivor en niet als slachtoffer. Sinds mijn educatieve uitwisseling in de Verenigde Staten heb ik geleerd om survivor te gebruiken, omdat deze veel meer empowerment omvat en dus emanciperend werkt. Je kijkt dan anders naar jezelf in de spiegel, want wat je denkt, wordt uiteindelijk ook je realiteit. Opnieuw, het taalgebruik dat we gebruiken is ontzettend belangrijk.

“Het is belangrijk om te weten dat je niet abnormaal of minderwaardig bent als je afwijkt van de norm”

Iedere omgeving heeft diens eigen normen en dat is oké. Hoe verloren ik mij voelde in België, zo voelde ik mij thuiskomen in mijn geboortestad. Voor het eerst had ik het gevoel dat ik als gelijkwaardig werd aanzien wanneer ik op straat liep. Ik werd niet aangestaard als in ‘ga terug naar je land'. Zeker in tijden van Covid-19 is dat dagelijkse kost. 

Racisme doet altijd pijn. Je kan verschillende emoties ervaren, van boos tot verdrietig. Toen ik in 2017 terugkwam in België na mijn zoektocht naar mijn eerste familie, kon ik niet wennen aan het idee opnieuw volledig de enige persoon van kleur te zijn in mijn omgeving. Daarom zocht ik bewust personen van kleur op door o.a. naar (B)POC-veilige events te gaan (Black People and People of Color). Aan personen die dit zelf ervaren, moet je niets uitleggen of jezelf verantwoorden. Je begrijpt elkaar zonder al te veel woorden.

Nu besef ik dat je niet abnormaal of minderwaardig bent als je afwijkt van de norm. Focus op de relatie die je met jezelf hebt, want dat is de langste relatie die je ooit met iemand zal hebben. Focus dus niet te zeer op het nastreven van de norm en heb jezelf lief. Je bent wie je bent en je hoeft daar niets aan te veranderen, niet voor eender welke norm. Schoonheid is relatief. De enige schoonheid die overal hetzelfde is, is hoe je jezelf en de personen rondom je behandelt.

 

Joyce en haar vriend kregen vorig jaar te maken met expliciet racisme toen zij een boekenwinkel binnenstapten. De politie van Leuven startte een onderzoek naar het incident. Meer info over de gebeurtenis vind je in deze video.

 

[1] Patel, N. (2008). Racialized sexism in the lives of Asian American women. Benefiting by design: Women of color in feminist psychological research, 13(1), pp. 116-128.
[2] Said, E.W. (1978). Orientalism. New York: Pantheon Books.
[3] Zheng, R. (2016). Why yellow fever isn't flattering: A case against racial fetishes. Journal of the American philosophical association, 2(3), pp. 400-419.