Racisme bij geadopteerden: Tomas vertelt

“Hoe was het voor jou om als persoon van kleur op te groeien in België?”

Vijf volwassen geadopteerden uit China, Haïti, India, Indonesië en Rwanda beantwoorden deze vraag voor ons. Zij vertellen in deze vijfdelige reeks over hun ervaringen met racisme en de zoektocht naar hun identiteit.

Vijf belangrijke getuigenissen die we graag met jullie delen. In dit deel vertelt Tomas zijn verhaal.

 

“Pas op jongens! Een klein meisje… en een Chinees.”

Enkele jaren geleden wandelde ik met mijn dochter van drie naar de auto toen er een peloton amateurwielrenners naderde. De kopman wilde zijn ploegmakkers waarschuwen voor het potentiële gevaar en riep: “Pas op jongens! Een klein meisje… en een Chinees.” Enkelen van zijn ploegmaats begonnen zachtjes te grinniken. Ik stond perplex.

Deze gebeurtenis dateert uit 2012 of 2013, maar is me bijgebleven. Naar aanleiding van de ontwikkelingen in de VS pende ik het neer in een Facebookpost. Voorheen vertelde ik het soms aan vrienden als een voorbeeld van racisme, hetzij in een zeer lichte, waarschijnlijk onbewuste vorm, maar meestal sprak ik me er niet over uit. Het was iets waar ik mee moest omgaan. Nu voel ik daarin meer verantwoordelijkheid. Schrijven werkt bevrijdend, het delen met anderen is dat stukje verantwoordelijkheid opnemen. Waar ik vroeger dacht dat niemand geïnteresseerd was in dat verhaal, leeft het nu in de maatschappij.

'Ik was ‘de goede bruine’ en dat was een geruststelling.'

Over het algemeen heb ik weinig last gehad van racisme. Het heeft mijn leven niet heel hard bepaald. Het heeft mijn leven enkel bepaald in de zin dat ik als kind probeerde om vooral niet op te vallen. Ik wilde deel zijn van de maatschappij, me zoveel mogelijk conformeren. Vaak werd ik bestempeld als ‘de goede bruine’ en ergens vond ik dat een geruststelling. Als adoptiekind heb je eigenlijk geen andere keuze dan te aligneren. De witte maatschappij is je maatschappij. Je kent niets anders. Ik was twee maanden oud toen mijn ouders me uit Indonesië adopteerden. Daarom is het des te pijnlijker als je bestempeld wordt als ‘niet van hier’. Het puur benoemen komt dan al vrij hard aan, zeker als kind.

Op de lagere school was ik geliefd. Ik voelde me aanvaard. Enkel op de eerste dag noemden ze mij ‘milky way’. Eén kindje nam het voor me op en zei dat zijn ouders hem geleerd hadden om diversiteit te omarmen. Het zal niet in die bewoordingen zijn geweest (lacht), maar sindsdien heb ik geen opmerkingen meer gekregen. Erbuiten wel, maar dat was nooit overheersend.

'Onrechtvaardig, maar ik ging er niet tegenin.'

Racisme staat los van waar je je bevindt in de maatschappij. Ik groeide op in Willebroek waar veel Noord-Afrikaanse jongeren wonen. Zij bestempelden mij vaak als ‘Chinees’ in de speeltuin en wilden dan vechten. Ik vond het heel vreemd dat ze mij viseerden, terwijl ze zelf geen witte huidskleur hadden. Toen ik in het middelbaar naar een eliteschool in Antwerpen ging, dacht ik dat daar geen racisme zou zijn. Dat bleek een teleurstelling (lacht).

Ik wou gezien worden als een grappig of sociaal persoon, maar werd bestempeld op basis van mijn huidskleur. Best onrechtvaardig, maar ik ging er nooit tegenin. Ik negeerde het en dan verdween het ook weer vrij snel. Ik wou geen aandacht op mezelf of het gegeven trekken. Zo weinig mogelijk opvallen was mijn overlevingsstrategie tot mijn 18 à 19 jaar, misschien zelfs nog iets langer. Als men dan toch iets zei, wou ik het vooral niet horen.

Actief hulp of steun zoeken deed ik niet. Ik hield het voor mezelf. Thuis werd er niet vaak over gesproken. In deze tijdsgeest wordt er waarschijnlijk anders mee omgegaan: de naïviteit is er wat uit. Mijn kinderen zijn van gemengde afkomst en bij hen kaart ik het proactief aan. Hoe is het? Word je aangesproken op je huidskleur? Ze hebben er voorlopig weinig last van, maar ik stel de vragen wel. Waarschijnlijk zullen ze er nog mee geconfronteerd worden en dan is het belangrijk dat ze weten hoe ze ermee kunnen omgaan, dat ze er met mij over kunnen praten.

'Door te reizen naar Azië begrijp ik mezelf beter.'

Dankzij mijn job heb ik de mogelijkheid om af en toe naar Azië te gaan. Door die reizen begrijp ik bepaalde zaken over mezelf beter. In de psychologie is er het nature-nurture debat: wat is het belangrijkst? Tot voor kort was ik een grote believer in nurture: je kan alles verklaren vanuit je opvoeding en de plaats waar je opgroeit. Door te reizen besef ik dat nature ook een belangrijke factor is. Ik herken eigenschappen van mezelf in mensen uit Azië die ik niet zo goed kan plaatsen in deze maatschappij. Zo ben ik heel optimistisch ingesteld, een eigenschap die ik herken bij veel mensen daar, maar minder hier. Hier klaagt men veel (lacht). Wat ook opvalt, is dat het sneller klikt met collega’s uit Azië. Welke rol heeft het genetische daarin? Ik voel dat er potentieel is om dat nature gedeelte verder te ontdekken, maar het is geen grote nood. Ik ervaar het eerder als iets leuk, iets ongedwongen.

Ooit wil ik misschien wat langer in Indonesië of Azië verblijven. Ik ben nieuwsgierig, wat ook een typische eigenschap is van Indonesiërs. Toen ik voor het eerst terugging naar Jakarta, werd ik overstelpt met vragen. Ik liep met een blonde vrouw -mijn echtgenote- naast mij en ze vroegen vanwaar ik kwam. Ze hadden ook medelijden met mij, omdat ik geadopteerd was, terwijl ik heel gelukkig was en me bevoorrecht voelde. Zij snapten dat niet, want zij zagen het als losgerukt worden van je familie. Familie is heel belangrijk voor hen. Dat is voor hen waarschijnlijk het ergste wat er kan zijn. Ik herken dat wel: het klinkt cliché, maar mijn gezin staat op de eerste plaats.

'Ik ben ‘die Indonesiër’ en dat is oké.'

De laatste 7 jaar heb ik mijn huidskleur eerder als een voordeel dan nadeel ervaren. Dat heeft veel te maken met mezelf aanvaarden en de toegevoegde waarde zien van mijn ‘hybride’ afkomst. In zakenrelaties herinnert men mij zich sneller. Ik val op zonder ik daarvoor iets moet doen. “Dat is die Indonesiër”, zeggen ze. Vroeger zou ik misschien ondersteboven zijn geweest als ze mij zo noemden, maar nu vind ik dat helemaal oké. In het bedrijfsleven is het goed dat mensen je kennen en je visibel bent. Ook in het boerendorp waar ik woon, herkennen ze me gemakkelijker. In het begin kijken ze misschien op als ik ergens kom, maar de volgende keer knopen ze al snel een gesprek aan.

Door naar Indonesië te gaan, dingen over mezelf te ontdekken en op professioneel vlak te zien wat voor toegevoegde waarde mijn hybride samenstelling heeft, besef ik dat ik niets moet verstoppen. Ik ben nu trots op mijn afkomst, terwijl ik daarover als kind eerder beschaamd was.

Ik ben in een heel goed gezin opgegroeid en heb nooit de behoefte gehad om mijn familieleden op te zoeken. Als je daar wel mee worstelt, kan ik me inbeelden dat het moeilijker is om je hier thuis te voelen. Toch hoop ik dat andere geadopteerden ook de toegevoegde waarde van hun hybride afkomst leren zien. Want als je dat eenmaal beseft, hoef je je er niet meer voor te verstoppen. Dan ben je gewoon wie je bent en leer je jezelf aanvaarden.