“Ik heb een goede jeugd gehad, maar het blijft altijd dubbel”
Ik ben nu 26 jaar. Ik was elf maanden oud toen ik geadopteerd werd uit India. Na een tijdje kreeg ik nog een jongere broer. Hij is geadopteerd uit Thailand en is drie jaar jonger dan ik. We zijn opgegroeid in Nijlen, in de Kempen, bij een Belgische papa en een Nederlandse mama.
Ik heb op zich een goede jeugd gehad. Ik ben opgegroeid bij lieve ouders die er altijd zijn voor mij. Ik weet dat ik hen altijd kan bereiken en dat ze onmiddellijk naar me toe zullen komen rijden als er iets is. Als ik nu bij hen op bezoek ga, is het tof en gezellig. Ik besef dat ik geluk heb gehad dat ik bij hen terechtgekomen ben.
Uiteraard heb ik issues (gehad) die adoptiegerelateerd zijn, maar dat staat nooit echt heel hard op de voorgrond. Mijn adoptie heeft mij nog nooit helemaal doen vastlopen. Toch blijft het altijd dubbel.
“Ik ben naar België gekomen met de documenten van een overleden kind”
De manier waarop ik als baby naar België gekomen ben, is nogal louche verlopen. Het kindje dat mijn ouders toegewezen hadden gekregen, was blijkbaar enkele weken voor de afreis overleden. Daar werd niet (goed) over gecommuniceerd. In feite hebben ze mij toen gewoon meegegeven in de plaats van dat overleden kind.
Op de luchthaven wisten mijn ouders niet wat ze konden verwachten. Ze beseften dat er iets niet juist zat, maar hadden geen idee wat er exact aan de hand was. Ineens hadden ze mij in hun armen. Ik was veel jonger dan het kindje dat ze eigenlijk zouden adopteren. Ik ben dus naar hier gekomen met de documenten van een overleden kind. Het gevolg was dat de info van die documenten ook mijn officiële info werd. Mijn geboortedatum op alle officiële documenten klopt dus niet.
Mijn eigen officiële papieren zijn niet meer terug te vinden. Ze hebben nadien in het weeshuis wel een briefje geschreven met enkele gegevens over mij, maar dat is helemaal niet rechtsgeldig. Het is niet oké dat het zo verlopen is. Mijn ouders hebben er aanvankelijk niets van gezegd tegen de adoptiedienst, want ze waren in de eerste plaats blij dat ze eindelijk een kindje hadden. Daar heb ik begrip voor, maar uiteraard wringt het.
“Vanaf het moment dat ik kon rekenen, had ik door dat de som niet klopte”
Toen ik een jaar of 10 was, hebben mijn ouders mij hierover verteld. Dat was lastig toen. Ik was altijd mentaal sterk voor mijn leeftijd, dus ik vond het goed dat ze het mij toen hebben verteld en niet pas jaren later. Ik had als kind zelf ook al door dat er iets niet klopte aan het verhaal: mijn officiële geboortedatum is 15 juli 1996 en mijn ouders hadden altijd gezegd dat ik tussen kerst en nieuwjaar 1997 naar België ben gekomen en toen 11 maanden oud was. Vanaf het moment dat ik kon rekenen, had ik door dat de som niet klopte.
Ik kan me nog goed de sfeer herinneren van een bepaald moment toen ik mijn ouders hier vragen over stelde. Ik had ergens wel het gevoel dat er iets mis was, maar ik kon het niet exact benoemen. Ik zag dat mijn ouders overvallen werden door mijn vragen en niet goed wisten wat te antwoorden. Ik was op dit moment nog heel jong en heb niet verder doorgevraagd. Toen ze dan later met mij spraken over het overleden kindje dat ze eigenlijk zouden adopteren, verklaarde het veel voor mij.
Tegelijk was dat heftig. Ineens klopte heel veel informatie die ik over mezelf dacht te hebben niet meer. Ik was plots een half jaar jonger dan ik gedacht had. Als je tien jaar bent, lijkt een half jaar heel veel. Ik besefte dat ik eigenlijk in een klas lager had moeten zitten. Ook als puber is een half jaar zo’n groot verschil. Daar heb ik het dus wel even lastig mee gehad, maar nu, als volwassene, maakt dat leeftijdsverschil eigenlijk niet meer uit.
“Mijn verjaardag voelt nooit meer echt als jarig”
Een verjaardag, andere mensen staan er vaak niet bij stil. Ze vinden het evident dat die dag wordt gevierd, maar ik vind het heel vreemd om mijn verjaardag te vieren. Het voelt nooit meer echt jarig. Als kind kon ik nog heel enthousiast worden op die dag, maar sinds ik weet dat er gesjoemeld is met de papieren, heb ik dat gevoel nooit meer gehad.
Vroeger vierden we in het gezin ook mijn verjaardag op 4 februari, mijn ‘echte’ verjaardag volgens de officieuze informatie van het weeshuis. Mijn dichte vrienden weten dat ik op die dag jarig ben, maar alsnog voelt het niet ‘echt’, want het is niet officieel. Ik ga die dag geen feest geven. Officieel vier ik het in juli, maar ook dat is raar, want ik weet de hele dag dat het eigenlijk niet mijn verjaardag is. Ik kan het dus nooit écht voelen of vieren. Ik denk dat verjaardagen in het algemeen voor veel geadopteerden lastig zijn.
“Ik zou goede reclame zijn voor adoptie”
Ik zeg soms wel eens grappend dat ik goede reclame zou zijn voor adoptie. Ik heb altijd mijn best gedaan, ik was flink en braaf en haalde goede punten op school. Er waren aan de oppervlakte nooit problemen. Ook niet toen ik ouder werd. Na het middelbaar ging ik verder studeren, ging ik op kot en heb ik mijn masterdiploma orthopedagogiek behaald. Ik heb altijd met een aantal dingen geworsteld, maar ik functioneerde goed, dus niemand zag iets aan mij. Ik was een normaal kind.
Ondertussen heb ik een job gevonden en ben ik alleen gaan wonen. Mijn hele leven is op dat vlak verlopen ‘zoals het zou moeten’. Ik pas dus echt in het perfecte plaatje.
Maar dat plaatje klopt voor mij niet helemaal. Ik weet dat ik veel kansen heb gekregen door het feit dat ik geadopteerd ben en in België ben opgegroeid. Ik ben ontzettend geprivilegieerd nu, ik heb een goed leven. Aan de andere kant word ik daar ook triest van, want ik heb geen idee hoe mijn leven er zonder mijn adoptie zou hebben uitgezien. Objectief gezien heb ik alles waar veel andere kinderen en mensen in de wereld van dromen, maar toch heb ik het gevoel dat ik iets mis.
“Ik ga extra mijn best doen, zodat ze van mij alvast geen last hebben”
In het perfecte plaatje passen is altijd een coping strategie geweest. Ik dacht dat als ik flink was, dat alles dan wel in orde zou komen. Voortdurend mijn best doen is een façade waar ik me achter kan verstoppen. Het is voor een deel waarschijnlijk het gevolg van mijn thuissituatie waarin mijn broer veel aandacht nodig had. Ik dacht dan: “oké, ik ga extra mijn best doen, zodat ze van mij alvast geen last hebben”.
Ik vind het moeilijk om mensen toe te laten. Ik denk dat ik altijd wel een beetje bindingsangst heb gehad. Vriendschappen lukken, daar voel ik mij comfortabel genoeg bij, omdat die relatie duidelijker is. Vooral in liefdesrelaties vind ik het lastig, want dat maakt je zo kwetsbaar. Dan ga ik het soms liever uit de weg dan dat ik het risico loop om gekwetst te worden. Ik heb een muurtje rond me gebouwd.
Ik heb nu goede vrienden. Dat heeft een enorm positieve impact op mij. Op de middelbare school voelde ik me vaak eenzaam. Ik voelde me, zoals veel pubers, niet goed in mijn vel. Op kot gaan en studeren heeft mij deugd gedaan en heeft me doen openbloeien. Ik begon mezelf meer oké te vinden. Want daar - mezelf oké vinden - heb ik lang mee geworsteld. En ook dat heeft met adoptie te maken.
“Bij adoptiekinderen loopt er in de eerste 500 dagen al zoveel mis”
Ik denk dat het bijna onmogelijk is om geen impact te ondervinden van je adoptie. Je haalt nu eenmaal een kind van de andere kant van de wereld naar hier en plaatst het bij onbekende mensen. Die mensen kunnen nog zo goed hun best doen en je alles geven wat je nodig hebt, materieel en emotioneel, maar toch zal dat het gemis of het ontbrekende puzzelstukje niet opvullen. Dat kan je gewoon niet door iets anders vervangen.
Ook qua hechting heeft adoptie een grote invloed op je leven. Er is nu veel onderzoek dat het belang aantoont van de eerste 1000 dagen in het leven van een kind. Bij adoptiekinderen loopt er in de eerste 500 dagen al zoveel mis. Tegelijk zie ik een aantal dingen waar ik mee worstel ook terugkeren bij vriendinnen die wel zijn opgegroeid bij hun biologische ouders, waardoor ik dan denk, “ligt het aan de adoptie, of niet?” Dat weet je eigenlijk nooit, want je kan niet helemaal onderscheiden wat er puur met adoptie te maken heeft en wat niet. Die dingen lopen voortdurend in elkaar over.
“Ouders moeten ondersteund worden in het dragen van de rugzak van hun kind”
Aan (kandidaat-)adoptieouders zou ik daarom willen meegeven dat het belangrijk is om adoptiesensitief te zijn. Het is heel mooi dat je je adoptiekind ziet als je eigen kind, maar dat is het niet. Als je daar als ouder wél vanuit gaat, ga je onvermijdelijk dingen missen waar je kind mee worstelt of tegenaan botst. Er zijn nu eenmaal zaken die bij een adoptiekind anders verlopen of die niet natuurlijk zijn aan de situatie. Ook al bedoel je het nog zo goed, je kind kan het nog altijd moeilijk hebben.
Ik denk dat het goed is om theorieën rond hechting en trauma in je achterhoofd te houden en er alert voor te zijn. Zeker in het verleden is er te weinig aandacht gegaan naar die thema’s. Misschien werden ze in de voorbereiding wel besproken, maar na de adoptie werden de ouders te veel aan hun lot overgelaten. Zo van: “kijk, dit is nu uw kind, trek er uw plan mee voor de rest van uw leven en maak er een goeie volwassene van.” In een adoptiesituatie is dat niet zo evident. Ook dat kind heeft een rugzak. Ouders moeten ondersteund worden in het dragen van die rugzak. Er is nog altijd te weinig ondersteuning voor zowel geadopteerden als adoptieouders.
Als orthopedagoog besef ik nu dat sommige dingen echt wel een andere aanpak nodig hebben. Wat doet trauma met een kind? Welke behoeftes en noden liggen er achter het gedrag? Waar komen die vandaan? Het is zo belangrijk om daar als adoptieouder kennis van te hebben en ondersteund te worden op het moment zelf. Als je een kind hebt met een hechtingsproblematiek, is dat gewoon niet gemakkelijk.
“Als puber was het mijn grootste wens om wit te zijn”
Mensen denken er vaak niet bij na welk effect het heeft als je een kind adopteert dat er helemaal anders uitziet en in een omgeving plaatst waar bijna niemand op hem/haar lijkt. Ook dat heeft een enorme invloed op hoe je opgroeit en naar jezelf kijkt. Die dingen begin ik pas de laatste jaren te beseffen.
Ik lees nu meer over representatie en diversiteit en ik merk dat de samenleving zelf ook wel wat veranderd is de laatste tijd. Denk bv. aan bewegingen als Black Lives Matter – zoiets was er jaren geleden nog niet. Het had mij zeker geholpen als ik in mijn jeugd meer kunnen lezen en weten over zulke onderwerpen.
De boeken van Dalilla Hermans waren een echte openbaring voor mij. Ik dacht: “ah, wauw, dit is super herkenbaar.” Ik had iemand gevonden die mijn gevoel begreep en het bovendien plaatste binnen een ruimere context. Ik besefte: het gebrek aan sensitiviteit hierrond in mijn jeugd heeft wel echt impact gehad, én het lag niet aan mij.
Ik ben opgegroeid met alleen maar ramen, en geen spiegels.* Dat had invloed op hoe ik naar mezelf keek. Dat besef is er pas sinds een jaar of vier. Daarvoor dacht ik er niet zo over na, want het was gewoon mijn wereld. Als je opgroeit in een witte wereld, lijkt alles wat er rond je gebeurt heel logisch. Dan denk je dat jij de rare bent. Als kind en als puber was het mijn grootste wens om wit te zijn. Nu vind ik dat erg om toe te geven. Het was zo jammer dat ik daar met niemand over kon praten, of dat niemand doorhad hoe ik mij voelde.
“Als iedereen op televisie wit is, denk je dat het zo hoort”
Mijn ouders bedoelden het goed. Als ik tegen hen zei dat andere kindjes mij uitlachten omwille van mijn huidskleur of dingen zeiden als “jij bent bruin, ik wil niet met jou spelen”, dan antwoordden ze vaak dat iedereen wel eens met iets wordt uitgelachen.
Ik snap ergens wel dat ze mij weerbaar wilden maken voor zulke opmerkingen, maar door hun reactie leek het alsof het mijn schuld was dat ik me er slecht om voelde. Het was meer steunend geweest als de mensen rond mij wat meer begrip hadden getoond voor hoe ik me voelde, in plaats van het te minimaliseren.
Eigenlijk was ik gewoon op zoek naar representatie in de bredere maatschappij. Het had zo’n verschil gemaakt als ik op televisie en in de media meer mensen van kleur had gezien. Als iedereen op televisie wit is, denk je dat het zo hoort en dat jij erbuiten valt.
“Je zal later zeker een lief vinden, er zijn wel jongens die vallen op een kleurtje”
In mijn jeugd ervaarde ik vooral microracisme, meestal vanuit onwetendheid. Mensen die me vroegen of ik hier al lang woon, personen die mij in het Engels aanspraken. Het gebeurde, maar zeker niet dagelijks. Bovendien kenden mensen mij, ze wisten dat ik geadopteerd was en dus ‘gewoon’. Die personen hebben nooit grove racistische dingen tegen mij gezegd, maar vaak zit het in de kleine opmerkingen. Denk aan: “je zal later zeker een lief vinden, er zijn wel jongens die vallen op een kleurtje.”
Ik voelde me slecht bij die uitspraken, maar ik kon niet precies zeggen waarom, want het is eigenlijk goedbedoeld. Als het zo subtiel is, is het moeilijk om er als onzekere puber goed op te reageren. Ik denk dat ik het dan vaak gewoon weglachte. Of er zelfs zelf om meelachte, terwijl het me eigenlijk wel kwetste. Nu heb ik meer achtergrond om het maatschappelijk te kaderen en er tegenin te gaan, maar dat miste ik toen.
“Mijn ouders vonden het belangrijk om ons te laten zien waar we vandaan komen”
Op zich was er wel openheid over adoptie in ons gezin. Ik was vier jaar toen we mijn broer in Thailand zijn gaan ophalen, dus dat heb ik bewust meegemaakt. Voor mij was het normaal dat we mijn broertje aan de andere kant van de wereld gingen halen met het vliegtuig. We keken ook geregeld naar programma’s als ‘Spoorloos’. Ik had dus zeker het gevoel dat ik het met mijn ouders over mijn adoptie kon hebben, maar ik vond het toch moeilijk. Ik denk dat ik het vooral lastig had om mijn gevoelens daarover onder woorden te brengen.
Toen ik 14 was, zijn we met het gezin naar India gereisd en zeven jaar later gingen we naar Thailand. Die reizen waren vooral op initiatief van mijn ouders, maar het was fijn dat ze ons die ervaring hebben willen meegeven. Het was niet bedoeld als zoektocht, mijn ouders vonden het gewoon belangrijk om ons te laten zien waar we vandaan komen en dat ons herkomstland een deel is van ons.
Het was raar voor mij om in India te zijn. Ik was 14, misschien was dat te jong, denk ik achteraf. Misschien had ik er op een later moment meer aan gehad. Op dat moment was ik niet met adoptie bezig en zat ik net in een lastige puberfase. Ik had het thema adoptie geparkeerd. Ik bekeek die reis daarom vooral als een vakantie en liet alle adoptiegerelateerde dingen niet echt binnenkomen.
Ik kijk met een dubbel gevoel terug naar die rootsreis: enerzijds denk ik dat het misschien beter is om het initiatief aan het kind zelf te laten, anderzijds was het fijn om op een minder emotionele manier een eerste indruk te krijgen van het land.
Als je op eigen initiatief terugreist, is het vaak vanuit een bepaalde behoefte en zit er meer emotionaliteit achter. Ik kan me voorstellen dat het niet altijd fijn is om met die geladenheid voor het eerst met je herkomstland in contact te komen.
In India hebben we verschillende weeshuizen bezocht. Dat roept uiteraard vragen op. Ik kreeg al snel het gevoel dat het hele systeem enorm corrupt is. De omstandigheden waarin de kinderen opgevangen worden in de weeshuizen zijn schrijnend. Ik kan het gelukkig goed relativeren en probeer niet in die gedachten te blijven hangen. De dingen zijn nu eenmaal zo gelopen.
“Ook in India ben ik een buitenstaander”
Het was gek om plots in een land te zijn waar iedereen wél op je lijkt. Als je opgroeit in een bijna uitsluitend witte omgeving, is dat even wennen. Door de manier waarop je je gedraagt en de taal die je (niet) spreekt, zien zij direct dat je daar niet bent opgegroeid. Ook daar ben ik dus een buitenstaander.
Ik denk dat ik ooit nog wel eens terug wil naar India, maar nog niet meteen. Ik laat het voor nu nog even liggen, ik wil het potje nog niet openen. Ik besef dat het lastig zal zijn om meer over mezelf te weten te komen en ik weet nog niet of ik het de moeite waard vind om daar zoveel geld, energie en emoties in te steken. Misschien denk ik er ooit anders over.
“Hallo, ik ben het kind waar je 25 jaar geleden van bent bevallen”
Bovendien is de Indische cultuur erg gesloten. Als ik mijn biologische moeder toch zou vinden, kan ik daar echt niet aan de deur gaan staan en zeggen: “hallo, ik ben het kind waar je 25 jaar geleden van bent bevallen.” Ik wil geen brokken maken en de situatie voor iedereen nog slechter maken dan ze al is.
Natuurlijk is het mijn allergrootste wens om te weten te komen wat er precies gebeurd is. Ik wil doodgraag alle puzzelstukjes kunnen invullen en samenleggen, maar ik heb me er al een beetje bij heb neergelegd dat ik het waarschijnlijk nooit zal weten. Daar word ik soms heel verdrietig en boos van, maar het is wat het is. Dus nu kies ik ervoor om te focussen op wat ik wel heb: een fijn leven in België, en dat is voor mij nu ook voldoende.
“Als samenleving moeten we ons realiseren dat adoptie een serieuze impact heeft”
Ik vind het moeilijk om in het debat over interlandelijke adoptie een duidelijk standpunt in te nemen. Wegen de voordelen van adoptie op tegen de nadelen? Ik vraag het me vaak af. Als je mij nu zou vragen wat ik ervan vind, zou ik zeggen, “stop er maar mee”.
Ik wil adoptieouders niet veroordelen, want ik heb begrip voor hun behoeftes. Ik denk wel dat het beter is om als adoptieouder niet te veel verwachtingen te hebben. Dat is eigenlijk bij elk kind zo. Het kan altijd anders lopen dan je op voorhand had gedacht of gehoopt, maar zeker bij adoptie is het nodig dat je er heel open en onvoorwaardelijk instapt en er niet meteen iets van terug verwacht. Het kind heeft er uiteindelijk niet voor gekozen om hier te zijn.
Het is in de eerste plaats positief dat er meer onderzoek gebeurt naar adoptie en er vanuit de maatschappij meer kritisch naar adoptie wordt gekeken. Het ‘savior complex’ begint te verdwijnen. Dat idee van “we halen in die arme landen een aantal kindjes en we geven die in België in een goed leven”, ik hoop dat dat er stilaan uitgaat. Adoptie kadert binnen bredere maatschappelijke structuren, binnen het Westerse gedachtenbeeld, Noord-Zuid verhoudingen en het koloniale verleden. Het is belangrijk om daar bij stil te staan.
Als je erover nadenkt welke belangen er bij adoptie vooropstaan, zijn het volgens mij meestal niet die van het adoptiekind. Dat is jammer, want daar zou het eigenlijk vanuit moeten vertrekken. Ik denk dat we ons als samenleving moeten realiseren dat adoptie een serieuze impact heeft, op verschillende vlakken. Van alle geadopteerden die ik ken, zijn er weinigen met een oké verhaal.
“Je moet toch niet dankbaar zijn voor een situatie waar je niet voor hebt gekozen?”
Met opmerkingen als “jamaar, nu heb je het toch goed?”, heb ik het stilaan wel gehad. Of die veronderstelde dankbaarheid, kunnen we dat misschien de wereld uithelpen? Je moet toch niet dankbaar zijn voor een situatie waar je niet voor hebt gekozen? Ik ben mijn ouders wel dankbaar hoor, maar dat is omdat ze mijn ouders zijn en veel voor mij hebben gedaan en nog steeds doen, net zoals andere mensen hun ouders dankbaar zijn voor de dingen die ze doen. Puur voor het feit dat ik geadopteerd ben, ben ik niet dankbaar.
De samenleving zou in het algemeen beter wat sensitiever zijn, niet alleen over adoptie. Er zou tout cours meer openheid moeten zijn voor mensen die anders zijn. Als iemand jou iets vertelt, luister dan in de eerste plaats naar het verhaal en toon begrip. Of reageer vanuit een empathische houding: “amai, dat is lastig dat jij dat hebt meegemaakt.” Vanuit die empathie kunnen we op structureel niveau nadenken over oplossingen en daar middelen voor vrijmaken.
“Ik zou er als worstelende 15-jarige veel aan hebben gehad als a-Buddy er toen was geweest”
Een jaar geleden ben ik buddy geworden bij a-Buddy. Ik vergelijk adoptie heel vaak met een doosje dat er is en dat ik meestal dicht laat, omdat dat gemakkelijker is. Maar ik voelde dat ik het soms wel wat meer wilde openen. Alleen wist ik niet meteen op welke manier. Mijn vrienden zullen altijd luisteren als ik over adoptie wil praten, maar ze kunnen het niet helemaal begrijpen. Dus ik dacht dat buddy worden een goede manier zou zijn om er voor mezelf meer bij stil te staan én om er tegelijk anderen mee te helpen. Ik denk dat ik er zelf als worstelende 15-jarige veel aan zou hebben gehad als a-Buddy er toen geweest was.
“Je verhaal doet ertoe. Je mag het vertellen”
Als afsluiter zou ik nog iets willen zeggen aan andere geadopteerden. Het is een moeilijke struggle om jezelf te kunnen zijn en dingen te aanvaarden uit het verleden. Ik denk dat ik, en veel andere geadopteerden, daarom vaak extra nood hebben aan bevestiging. Wat ik wil zeggen is dit: het is oké om jezelf te zijn en om te struggelen. Je bent oké, je bent goed genoeg. Je verhaal doet ertoe. Je mag het vertellen. Je mag het er moeilijk mee hebben. En als het te veel wordt en je er alleen niet uitgeraakt, is het oké om hulp te zoeken.