"Ik heb me altijd afgevraagd waarom ze net mij naar het weeshuis hadden gebracht"
Ik ben in 1990 in Haïti geboren. Toen ik vijf jaar was, werd ik geadopteerd. Ik heb niet lang in een weeshuis gezeten, een maand of twee, denk ik. Ik herinner me nog goed dat mijn biologische vader me daar geregeld kwam bezoeken en mijn adoptievader daar zelfs ook ontmoet heeft. Dat klinkt misschien raar. Waarom zouden je biologische ouders je naar een weeshuis brengen, maar je wel nog komen bezoeken?
Veel later kwam ik te weten dat ik ziek was en mijn ouders de kosten niet konden betalen. Toen ik dat hoorde, was ik opgelucht. Ik had me altijd afgevraagd waarom ze net mij naar het weeshuis hadden gebracht. Ik had nog een oudere zus en na mij kwam er nog een zusje, waarom net mij dan weggeven?
"Ik vind het contact met mijn biologische familie niet altijd even gemakkelijk"
Ik ben altijd in contact gebleven met mijn biologische familie. Toen ik jong was, was dat meestal in de vorm van brieven. Nu, met alle digitale communicatie, spreek ik mijn familie bijna dagelijks. Ik vind het contact met hen niet altijd even gemakkelijk. Dat heeft niet alleen te maken met de taalbarrière (ik spreek niet zo goed Frans). Ik voel me hier soms alleen en als ik hen daar samen zie, doet me dat verdriet. Ik probeer die gevoelens te verbergen, omdat ik mijn familie niet de indruk wil geven dat ze de verkeerde keuze hebben gemaakt.
Ik voel dat zij soms bepaalde verwachtingen hebben naar mij toe, bv. om geld te storten; een verwachting die ik niet altijd kan of wil inlossen. Ook dat is moeilijk, maar ik weet dat veel geadopteerden jarenlang op zoek zijn naar hun biologische familie, dus ik denk dan bij mezelf ‘ik heb ze en ik moet content zijn’.
"In mijn gezin liep ik er altijd ergens tussen"
De situatie in mijn adoptiegezin was allesbehalve ideaal. Voor mij hadden mijn adoptieouders al een meisje geadopteerd. Een jaar na haar aankomst kwam ik. Mijn zus is gestorven in 2001, ze had kanker. In datzelfde jaar hebben mijn ouders nog twee kinderen geadopteerd, een broer en een zus. Ik was toen 11, zij 6 en 4.
Ik had altijd het gevoel dat mijn jongere zus er was gekomen om mijn andere zus te vervangen. Mijn broertje daarentegen kon in de ogen van mijn ouders nooit iets goeds doen. Hij werd voortdurend gestraft om dingen die hij eigenlijk niet gedaan had. En ik, ik liep daar ergens tussen.
"Langs de buitenkant leken we een gelukkig gezin, maar er was altijd spanning"
We hebben thuis nooit over onze gevoelens kunnen praten. Emotie, daar was geen plaats voor. Mijn vader kon alleen maar roepen. Vaak bleef het ook niet bij verbale agressie. Langs de buitenkant leken we waarschijnlijk een gelukkig gezin: we deden vaak fijne dingen samen, gingen op familie-uitstapjes, maar onder die fijne dingen zat altijd spanning.
We hadden elke dag ruzie en werden gekleineerd door hen. Mijn broer, mijn zus en ik hebben tijdens onze jeugd elk een eigen overlevingsmodus ontwikkeld. Dat zorgde er ook voor dat we toen niet echt een band hadden met elkaar. Nu gaat het gelukkig beter. Mijn zus heeft intussen afstand genomen van mijn adoptieouders. Ook ik probeer contact met hen te vermijden.
"Als niet-witte persoon leven in een witte maatschappij is niet altijd evident"
Ik ging als jongvolwassene al snel op zoek naar mijn roots. In het West-Vlaamse dorp waar ik opgroeide waren mijn broer en zussen de enige andere gekleurde mensen. Het was daarom belangrijk voor mij om de zwarte cultuur te ontdekken en te beleven. Ik ging bijvoorbeeld graag naar de Matongéwijk in Brussel en naar feestjes waar veel gekleurde mensen samen kwamen. Daar was ik niet langer de enige zwarte persoon tussen allemaal witte mensen.
Die omgang met andere mensen van kleur en de ontdekking van de zwarte cultuur heeft mij geholpen om mijn eigen identiteit te kunnen ontwikkelen en om trots te zijn op wie ik ben. Als niet-witte persoon leven in een witte maatschappij is niet altijd evident. Ik krijg dan ook wel eens racistische opmerkingen naar mijn hoofd geslingerd. Ik denk dan: ‘Het is een stel witte mensen dat mij gekocht heeft. Het was nooit mijn keuze om hier te zijn.’ Daarom kwetsen die opmerkingen me ook zo erg.
"In Haïti voelde ik heel sterk de liefde van mijn ouders"
Vijf jaar geleden ben ik voor het eerst teruggegaan naar Haïti. Die reis was heel heftig voor mij, ook omdat er politieke spanningen waren en de situatie niet altijd veilig was. Toen ik uiteindelijk bij mijn familie was, voelde ik heel sterk de liefde van mijn ouders. Ik voelde dat ze me graag zien. Ik had er ook nood aan om weer even een kind te zijn, beschermd onder de vleugels van mijn ouders. Dat gevoel heb ik hier in België nooit gehad. Hoewel de reis met ups en downs verlopen is, heeft het me achteraf gezien veel deugd gedaan. Hopelijk kan ik eind dit jaar nog eens terugreizen.
Ik denk vaak aan een eigen gezin, met een man en kinderen. Soms denk ik dat ik me dan pas thuis ga voelen hier, als er mensen zijn die mijn bloed delen. Ik hoop dat ik dan rust ga vinden. Tot nu toe heb ik me in België altijd alleen gevoeld. Ik verlang daar echt naar, naar het moment dat alles op zijn plaats gaat vallen.
"Adoptie was een hobbelige weg, maar het heeft me ook kansen gegeven"
Wat ik graag wil meegeven aan andere geadopteerden is dat je niet bang hoeft te zijn om hulp te zoeken. Je bent niet alleen. Je denkt niet raar. Je gedachten en gevoelens mogen er zijn en mogen ook geuit worden. Door mijn opvoeding heb ik dat zelf lang moeilijk gevonden, maar door vrienden en professionele hulp voel ik me steeds zekerder van mezelf en mijn emoties.
Mijn adoptie was een hobbelige weg, maar de kansen die het me gegeven heeft, heb ik met twee handen proberen te grijpen. Ik heb kunnen studeren en kan iets maken van mijn leven. Dat heeft me de kracht gegeven om te staan waar ik nu sta.