Meerouderschap is een belangrijke basisgedachte bij adoptie. Het betekent dat meer dan één of twee ouders of opvoedende figuren in het leven van de kinderen en jongeren belangrijk zijn en het maakt het mogelijk om alle betrokken partijen binnen adoptie te erkennen, indien zij dat wensen en met de nuance dat elke situatie individueel bekeken wordt.
Hoe ziet meerouderschap binnen adoptie er in de praktijk uit? Als er vanaf of kort na de adoptie contact ontstaat tussen adoptieouders, geadopteerde en eerste ouders, hoe krijgt dit dan vorm? En hoe beleeft iedereen dit? In deze verhalenbundel getuigen verschillende adoptiebetrokkenen over hun ‘open adoptie’.
Mijn naam is Eunique en ik ben geboren in Haïti. Ik was amper 8 maanden oud toen ik naar België kwam. Mijn adoptieouders hadden al een 3 jaar oudere biologische zoon.
Mijn biologische ouders hebben 5 dochters op de wereld gezet, waarvan 1 dochter het niet haalde. Dit overlijden zorgde ervoor dat mijn nonkel vreesde voor het leven van zijn 2 dochters en hierdoor besloot hen af te staan ter adoptie.
Toen ik werd geboren, bevond mijn gezin zich nog steeds in dezelfde omstandigheden en was er niemand in de familie die de middelen had om de zorg over te nemen. Aangezien mijn nonkel zijn beide kinderen al had afgestaan en mijn ouders al 1 kind waren verloren, wilden ze er alles aan doen om mij toch in leven te houden. Dus besloten mijn ouders om ook mij af te staan ter adoptie.
Mijn [adoptie]mama probeerde onmiddellijk na mijn toewijzing contact te zoeken met mijn biologische ouders. Dat was voor haar belangrijk, omdat een geadopteerde vriend haar had verteld over de problemen die er eventueel kunnen ontstaan. Die vriend benadrukte het belang om een ruimte te creëren waarin adoptie bespreekbaar is en er een plaats wordt gegeven aan de biologische familie. Mijn mama contacteerde Finado (deze vzw biedt hulpverlening in Ethiopië en Haïti, n.v.d.r.) om op zoek te gaan naar mijn biologische ouders.
De zoektocht lukte en mijn adoptieouders hebben mijn biologische ouders toen gevraagd of ze in contact wilden blijven. Al vrij snel na mijn aankomst in België kwamen de eerste brieven van mijn biologische ouders. Ik was echt nog maar een aantal weken in België.
Er is altijd openheid geweest rond mijn adoptie. Als ik vragen had, dan wist ik dat ik die kon stellen.
Aangezien ik als baby naar België ben gekomen, nam ik automatisch de Vlaamse cultuur over. Hierdoor probeerde ik als kind en tiener voornamelijk te bewijzen dat ik ook gewoon een Vlaming ben, waardoor ik amper bezig was met Haïti of mijn adoptie.
Mijn adoptiedossier is voor zover ik weet volledig, dus dat hielp om informatie op te zoeken. Mijn geboortedatum staat erin vermeld, de reden waarom ik ben afgestaan, de regio waar ik woonde, enz. Hierdoor kon ik de reden van mijn adoptie als kind beter plaatsen.
Van kinds af aan wist ik dat ik geadopteerd ben. Zonder echt te beseffen wat het juist betekende, vertelde ik dat ook vaak tegen mensen en legde ik uit dat ik jaarlijks brieven schreef naar mijn biologische ouders.
In Haïti spreekt men Haïtiaans Creools, wat gebaseerd is op het Frans. Als kind schreef mijn papa de brieven voor mij in het Frans, maar naarmate ik ouder werd, schreef ik de brieven zelf.
We deelden dan foto’s en updates over hoe het ging met mij, welke hobby’s ik deed en dergelijke. Zij schreven over hun leven en mijn zussen. Gewoon over de levensomstandigheden daar. Ze lieten steeds weten dat ze blij waren om van mij te horen. Er zat nooit diepgang in de brieven die we uitwisselden.
Hoewel die brieven schrijven een heel logisch onderdeel was van mijn jeugd, vond ik het wel moeilijk. Het voelde soms wat geforceerd. Zo van ‘het is lang geleden, dus je moet nog eens een brief schrijven’. Als kind voelde het aan als een brief schrijven naar vreemden waarvan ik rationeel gezien wel wist dat het mijn ouders waren, maar toch ook mensen die ik totaal niet kende. Dus ja, wat zeg je dan?
Tijdens mijn jeugd zeiden mijn ouders dat we voor mijn 18de verjaardag een rootsreis naar Haïti zouden maken, dus in 2019 was het zover. De reis was ook met Finado. We reisden samen met een ander Belgisch gezin dat ook een kind adopteerde uit de regio waarvan ik afkomstig ben.
Ik vond het vooraf wel een gek besef dat ik mijn familie effectief zou ontmoeten. Ik wist ook niet goed wat te verwachten. Op dat moment wist ik nog steeds niet veel over Haïti. We hebben de reis dan samen met het andere gezin voorbereid en stilgestaan bij wat de verwachtingen waren.
Eenmaal aangekomen in Haïti heb ik bijna mijn volledige familie ontmoet. Opeens stond ik er samen met 15 familieleden en mijn adoptiegezin. Ik heb toen mijn 3 zussen, vader, nonkels/tantes en grootouders ontmoet, waarmee we enkele dagen doorbrachten.
Helaas kon ik mijn mama niet ontmoeten. Ze heeft jongdementie en op dat moment ging het niet goed met haar. Omwille van een delier dat haar agressief en onrustig maakte, verbleef ze op een andere plek waar wij niet naartoe konden gaan. Hoewel ik dat uiteraard jammer vond, begreep ik dat het een traumatische ervaring zou zijn om haar te ontmoeten als ze agressief zou reageren.
De eerste ontmoeting was heel emotioneel en overweldigend. Ik herkende mijn zussen van op de foto’s, maar opeens drong het tot mij door dat ik werkelijk op hen leek. Dat was het moment waarop ik die connectie met hen wel echt voelde. Mijn familie was ook superblij om mij na al die jaren te zien. Mijn oma pakte mij vast. Ik begreep niet wat ze zei, maar ze leek zo gelukkig om me eindelijk in het echt te zien.
De communicatie was moeilijk. Ik was slecht in Frans en heb geprobeerd nog wat Haïtiaans Creools te leren voorafgaand aan de reis. Gelukkig waren er een aantal mensen die konden helpen om te vertalen wat er werd gezegd.
Sinds de reis loopt de communicatie beter. Nu kan het via sociale media. Ik kan rechtstreeks met mijn zus berichten en foto’s sturen. Om de 2 à 3 weken sturen we een update naar elkaar in het Creools. Google Translate is mijn beste vriend geworden. Ik probeer met Duolingo ook zelf wat Creools te leren. Mijn papa in Haïti heeft geen gsm of sociale media, dus het contact is er voornamelijk met mijn oudere zus.
Naast het taalverschil is ook het cultuurverschil moeilijk. Er zijn veel Haïtiaanse tradities die ik nooit gevierd heb. Ik mis die connectie wel. Dat probeer ik nu in te halen. Zo ben ik vorig jaar naar een evenement geweest in Brussel om de ‘Haitian Flagday’ (de dag waarop de Haïtiaanse vlag is ontstaan) mee te vieren. In mei is het ‘Haitian heritage month’. Tijdens die maand probeer ik mezelf nog meer in te lezen over de Haïtiaanse cultuur en geschiedenis.
Ik heb mijn relatie met mijn ouders in Haïti of hier in België nooit ervaren als een loyaliteitsconflict. Onbewust zullen die conflicten er wel geweest zijn, hoewel mijn adoptieouders altijd open waren om over alles met mij te praten.
Er is een specifiek thema dat ik altijd uit de weg ging en dat was racisme. Aangezien ik ben opgegroeid met witte ouders en een witte broer, was dit het thema dat ik altijd vermeed. Waarschijnlijk deels uit ontkenning en schaamte, maar ook uit angst dat ze de impact hiervan zouden minimaliseren.
Als ik terugkijk naar mijn jeugd, dan denk ik dat ik het vaak lastiger had met racisme dan met mijn adoptie en de emoties die daarmee gepaard gaan. Door een racistisch voorval op school toen ik 5 jaar was, maakte ik de beslissing om me zo hard mogelijk aan te passen om zo ‘Vlaams’ mogelijk te lijken, in de hoop geen racistische voorvallen meer te ervaren.
Naarmate ik ouder werd, besefte ik dat al mijn assimilatiepogingen niets opbrachten. Uiteindelijk ben ik hier iets voor mijn 18de mee gestopt nadat een klasgenoot voor de hele klas aankaartte dat racisme in België niet meer bestaat en bijna de hele klas hiermee instemde. Ik had het gevoel dat op die manier alle microagressies en racistische uitspraken die ik ooit had meegemaakt werden geminimaliseerd.
Doorheen mijn jeugd had ik het soms lastig met mijn volledige naam: Eunique Pierre Van Doorsselaere. Eunique is de naam die mijn ouders in Haïti hebben gekozen, Pierre is de achternaam van mijn biologische papa en daaraan is de achternaam van mijn adoptievader toegevoegd.
Velen gingen ervan uit dat “Van Doorsselaere” mijn achternaam was en “Eunique Pierre” mijn voornaam. Iedere keer dat ik iemand ontmoette, moest ik meerdere keren mijn voornaam herhalen en ik vervolgde dan de uitleg over mijn adoptie of dubbele achternaam.
Ik ben ook vaak Pierre genoemd of men ging ervan uit dat ik een jongen was omwille van mijn naam. In het tweede middelbaar veranderde ik van school en vond een meisje uit mijn richting mijn naam te moeilijk om uit te spreken, dus gaf ze me de naam Sarah, omdat ze die naam wel kon uitspreken/onthouden. Het heeft meer dan een maand geduurd voordat ze effectief mijn voornaam gebruikte. Ik was zo conflictvermijdend dat ik haar er nooit over heb aangesproken terwijl ik nu wel assertiever uit de hoek zou komen.
Ik heb een tijdje atletiek gedaan en iedere wedstrijd waaraan ik deelnam, werd mijn naam foutief uitgesproken, zelfs tijdens de wedstrijden bij ons in het dorp. Dat vond ik wel lastig aangezien mijn naam eigenlijk niet zo bijzonder moeilijk is om uit te spreken.
Nadat ik mijn familie in Haïti ontmoette, voelde ik een connectie met hen en mijn naam, waardoor het nu ook echt iets is waar ik trots op ben en nooit zou willen aanpassen.
Als ik zie hoeveel mensen er met vragen zitten en op zoek gaan naar hun familie of naar antwoorden over hun adoptie, dan vind ik open adoptie echt wel de beste optie.
Hoewel ik het vroeger lastig vond, ben ik uiteindelijk blij dat mijn ouders me vroeger af en toe verplichtten om een brief te schrijven. Mijn familie in Haïti heeft daar echt iets aan gehad, besef ik nu. De foto’s die ze van mij kregen toen ik klein was, waren belangrijk voor hen. Ze hingen de foto’s op in hun huis. Dat heeft een impact gehad, want zo was ik toch een beetje bij hen.
Als ik kijk naar de situatie van mijn nonkel in Haïti en de dochters die hij heeft afgestaan, kan ik me niet inbeelden hoe het voor hem moet zijn. Hij weet momenteel nog steeds niets over waar zijn dochters naartoe zijn. Hij zit, net zoals vele ouders in de landen van herkomst, al jaren met de vraag hoe het met zijn kinderen gaat.
Bijna op iedere plaats waar we een project van Finado bezochten, stonden er verschillende ouders te wachten met vragen over de kinderen die ze ooit hebben afgestaan. Ik denk dat we veel te weinig stilstaan bij de impact die dit moet hebben op de oorspronkelijke gezinnen. Sinds dat moment besefte ik hoeveel geluk ik had dat mijn adoptieouders die zoektocht direct na mijn toewijzing zijn aangegaan.
De reis naar Haïti heeft mij enorm veel geholpen qua identiteitsontwikkeling. Voor het eerst was ik effectief trots om Haïtiaanse roots te hebben. Als kind was ik net zoals de meesten in België alleen maar op de hoogte van de negatieve aspecten van Haïti. Sinds ik me daar meer in heb verdiept, ben ik trots om te kunnen zeggen dat ik in Haïti ben geboren, het eerste postkoloniale zwarte land ter wereld en ook het eerste land dat slavernij in de grondwet heeft afgeschaft.
Dat zijn een aantal kleine dingen die wel een enorme impact hebben gehad. Want waarom zou je trots zijn om uit één van de armste landen ter wereld te komen? Alles wat je in de media rond Haïti hoort, heeft te maken met corruptie, armoede, natuurrampen of bendegeweld.
Aangezien ik beter wou begrijpen wat ervoor gezorgd heeft dat Haïti en andere landen zoveel armoede kennen, leidde dit ook tot mijn studiekeuze voor de Master Conflict & Development.
Hoewel ik niet denk dat (open) adoptie de problemen in de wereld zal oplossen, vind ik het boeiend om te zien hoe beide aspecten mij hebben gevormd tot de persoon die ik nu ben. Natuurlijk zou ik het liefst in een wereld leven waarin armoede, ziekte, te weinig middelen, etc. niet bestaan of alleszins geen redenen hoeven te zijn om een kind af te staan. Maar helaas is dit nog steeds niet de realiteit.
Zonder adoptie zou ik nooit de persoon zijn die ik nu ben. Hoewel de (witte) vrienden uit m’n jeugdbeweging een belangrijk deel in mijn leven vervullen, heb ik ook behoefte aan een omgeving waarin ik niet de enige geadopteerde en/of bruine persoon ben. Ik had meer nood aan een omgeving die meerdere aspecten van mijn identiteit weerspiegelde. Dit was één van de redenen dat ik ben gestopt als leidster in de scouts en vrijwilliger ben geworden bij a-Buddy.
Hoewel iedere geadopteerde een uniek verhaal heeft, komen er altijd een aantal aspecten naar boven die herkenbaar aanvoelen. De kracht van erkenning en herkenning in elkaars emoties/verhalen is iets waar ik toen achter ben gekomen. Door actief op zoek te gaan naar mensen die op mij lijken ben ik terechtgekomen bij de Umoja Gent (een studentenvereniging specifiek gericht naar mensen uit de Afrikaanse diaspora).
Ik kan me momenteel mijn leven niet inbeelden zonder mijn vrienden uit a-Buddy en Umoja Gent. Hoewel mijn relatie rondom mijn adoptieverhaal steeds evolueert, ben ik momenteel wel blij met het leven dat ik heb en de persoon die ik ben geworden.
Deel je ook graag jouw ervaring met open adoptie? We zoeken nog naar getuigenissen van eerste/geboorteouders. Interesse? Mail naar kristien.wouters@steunpuntadoptie.be.