Hoe ziet meerouderschap binnen adoptie er in de praktijk uit? Als er vanaf of kort na de adoptie contact ontstaat tussen adoptieouders, geadopteerde en eerste ouders, hoe krijgt dit dan vorm? En hoe beleeft iedereen dit? In deze verhalenbundel getuigen verschillende adoptiebetrokkenen over hun ‘open adoptie’.
Mijn naam is Whitney. Ik was 5 jaar toen ik geadopteerd werd uit Haïti. Intussen ben ik er 34.
Mijn adoptiegezin bestond uit mijn ouders en een oudere zus die ook geadopteerd was uit Haïti. Mijn zus was de lieveling van iedereen. Ze was lief en vrolijk. Iedereen wilde haar vriendin zijn. Voor mijn ouders was ze de perfecte dochter.
Ook ik was heel blij met zo’n zus. Ze nam me vaak in bescherming. Ik keek naar haar op.
In de zomer van 2000, ik was toen 10 jaar, ontdekten de artsen dat mijn zus kanker had. In februari 2001 is ze gestorven. Achteraf bleek dat ze een soort kanker had met een afwijking die veel voorkomt in Haïti, maar die hier niet zo gekend is.
Het kwam hard aan toen ze stierf. Ik dacht in die periode wel eens dat de dood de verkeerde dochter was komen halen. Mijn zus was door iedereen zo geliefd.
Na haar overlijden wilden mijn ouders opnieuw adopteren. Ze hadden contact met een weeshuis in Haïti waar er een broer en een zus verbleven die er al enige tijd waren. In augustus 2001 – 6 maanden na de dood van mijn zus – vertrok mijn mama naar Haïti om hen op te halen. Mijn broer was toen 6 jaar, mijn nieuwe zus 4.
Dit ging veel te snel. Ik was mijn zus amper kwijt en ik had er al een nieuwe broer en zus bij. Bovendien was ik nu ineens de oudere zus. Ik kreeg niet de tijd om te rouwen of het verlies te verwerken.
Mijn ouders verwachtten dat alles vlot zou verlopen. Er ontstond al snel een nieuwe dynamiek. Mijn jongste zus kreeg de rol van mijn oudere zus. Zij werd het ‘keppekindje’, het lievelingetje. Mijn broer daarentegen was de boeman. Ik liep er een beetje tussenin en moest iedereen opvangen.
Mijn ouders hebben er altijd naar gestreefd om het contact met mijn biologische ouders te behouden. Er stonden altijd foto’s van mijn biologische familie in onze living. Toch werd er nooit over gepraat. Er was contact, maar waarom dat contact er was, is niet iets dat besproken werd.
Toen ik als kind zei dat ik mijn biologische familie soms miste, vroegen ze of het hier niet goed genoeg was voor mij misschien. Sindsdien heb ik zulke dingen nooit meer benoemd.
Ik heb me thuis nooit echt veilig gevoeld. Dingen vragen of uitspreken, je emoties op een veilige plaats durven te uiten, zulke dingen lagen moeilijk. Mijn papa was een strenge man die, denk ik, weinig vertrouwen in ons had. Mijn mama probeerde goed te doen, maar ze hemelde mijn zus altijd op.
Ik heb als volwassene lange tijd geen contact gehad met mijn adoptiegezin. Het was voor mij gewoon geen gezonde, stabiele situatie. Sinds mijn dochter er is, heb ik opnieuw contact met hen. Dat doe ik voornamelijk voor haar. Ik weet wat het is om geen familie rond je te hebben en ik wil dat ze een oma en opa in de buurt heeft.
Om mij te adopteren is mijn papa mij komen halen in Haïti. Ik heb maar kort in een weeshuis verbleven, mijn biologische papa kwam me vaak bezoeken. Voor ik naar België kwam, heeft mijn adoptiepapa mijn biologische ouders daar ontmoet. Toen ik vertrok, zijn zij afscheid komen nemen.
In het begin verliep het contact met mijn familie vooral door brieven. Toen ik in België aankwam (op mijn 5 jaar), sprak ik Creools en een beetje Frans. Nu beheers ik totaal geen Creools meer. Mijn ouders zijn vertalers en kunnen goed Frans. Dus ofwel stelden we samen de brieven op, ofwel schreef ik een brief en vertaalden zij die. Die brieven waren er voornamelijk rond mijn verjaardag.
Later ben ik vooral via sociale media beginnen te communiceren met mijn biologische familie. Dat heeft het contact vergemakkelijkt. Nu hoor ik hen ongeveer 1 keer per week.
Ik heb het contact met mijn biologische familie altijd als een vloek en een zegen ervaren. Ik was blij dat ik hen kende en met hen kon communiceren, maar tegelijk was ik ongelukkig thuis en vroeg ik me vaak af waarom ik niet bij hen kon zijn.
Na mij kregen mijn biologische ouders nog een kindje dat in het gezin is gebleven. Zij kon blijven en ging gewoon naar school, dus waarom had ik het gezin dan moeten verlaten?
Het was en is het voor mij moeilijk om te beseffen dat zij daar allemaal samen zijn en ik hier ben, zo ver van hen verwijderd. De liefde die zij hebben, ga ik nooit ervaren en zal er hier nooit zijn. Het contact met hen is dus altijd dubbel, want het wijst mij op iets dat mij ontnomen of ontzegd werd.
Ook omgekeerd is er een vorm van jaloezie. Mijn oudste zus is jaloers dat ik hier ben, in een rijk land, met meer kansen, terwijl zij daar in slechtere omstandigheden leeft. Ik probeer haar dan uit te leggen dat het westerse leven ook niet alles is. En dat ik liever bij mijn familie zou zijn dan hier alleen te zijn. Ja, ik heb meer kansen dan zij op materieel vlak ooit zullen hebben, maar de liefde die zij van elkaar hebben, is mij zoveel meer waard dan het leven hier.
Dat de situatie in mijn adoptiegezin onveilig aanvoelde, heb ik hen nooit willen vertellen. Ik wil niet dat mijn biologische ouders zouden denken dat ze de verkeerde keuze hebben gemaakt. In mijn contact met hen probeer ik te doen alsof alles in orde is. Dat, en de taalbarrière, zorgt ervoor dat het contact per definitie oppervlakkig is.
Ik heb nog nooit durven vragen aan mijn mama hoe het voor haar was om mij af te staan. Ik zit wel met die vragen in mijn hoofd, maar de drempel is nog te groot om het haar ook effectief te vragen. Vooral door de taalkloof. Diepgaandere gesprekken daarover blijven moeilijk.
Als tiener durfde ik al eens te denken dat mijn familie mij had afgestaan om hun geldmachine te zijn. In plaats van bezorgd te zijn om mij, vroegen ze om geld of om een iPhone op te sturen naar Haïti. Dat wilde ik niet. Ik dacht: als het alleen maar om het geld te doen is, hoeft die band voor mij niet meer. Als tiener was ik op zoek naar de bevestiging dat ze mij graag zagen, maar ik kreeg vooral vragen over materialistische zaken.
Ook later heb ik wel eens gedacht (én gezegd) dat het contact voor mij zou stoppen als het enkel om financiële gunsten ging. Het begon voor mij zo zwaar te wegen dat ik in die periode wat afstand nam van mijn biologische ouders. Vooral mijn zussen hebben toen kwaad gereageerd.
Een paar maanden later hebben we opnieuw contact gekregen toen mijn papa gezondheidsproblemen had. Sindsdien steun ik hen financieel om de medische kosten te dekken.
Wat voor mij heel helend was, was mijn ontmoeting met mijn familie in Haïti. Toen ik in 2016 naar Haïti reisde, heb ik ervaren hoe het is, die liefde, die connectie. Het was voor mij het dichtste dat ik kon komen bij ouderlijke en familieliefde, bij hoe het normaal zou moeten zijn. Nu ik dat ervaren heb, neem ik hen die financiële vragen niet langer kwalijk. Ik heb gevoeld dat ik geliefd ben. Ik weet nu dat ze aan me denken, dat ze mij graag zien om wie ik ben.
Als ik nu terugkijk op mijn jeugd, weet ik dat mijn adoptieouders gehandeld hebben naar hun capaciteiten. Ze hebben hun best gedaan. Hun liefde is er altijd geweest, op een of andere manier, maar door wat er gebeurd is, is iedereen altijd op afstand gebleven van elkaar. We hebben elkaar nooit écht leren kennen.
Onlangs zat ik met mijn papa in de auto. In zo’n situatie merk ik dat hij bevestiging zoekt dat hij een goede papa is geweest. Ik kan hem die niet geven. Hij zegt dan ook: “Jullie kennen mij eigenlijk niet.” Vroeger was er daar geen ruimte voor. Hij was altijd boos, hij riep voortdurend. Hij vertelde nooit leuke dingen. Het is nu pas dat hij dingen begint te delen over zichzelf. Het is door zulke dingen dat je iemand leert kennen, maar dat is te laat voor mij nu.
Omgekeerd kent hij me evenmin. Hij kent mij enkel als mijn beschermingsmechanisme, mijn timide façade, als een stille persoon die verantwoordelijkheid neemt. Ik probeerde thuis zo min mogelijk ruimte in te nemen, deels uit angst om niet onder mijn voeten te krijgen.
Het is vooral een aanvaardingsproces: die afstand is er nu en het is oké op deze manier, op dit niveau dat we elkaar kennen. Het is spijtig dat het zo is, maar je kan de tijd niet meer terugdraaien. We maken er het beste van zoals het nu is. De dynamiek is nu eenmaal zo.
Je hebt je adoptieouders, je hebt je biologische ouders. Eigenlijk had ik 4 ouders, maar geen enkele die een echte ouderrol vervulde. Familie is een pijnlijk woord voor mij. Mijn vrienden zijn eigenlijk de personen die mij het beste kennen. De komst van mijn dochter heeft me wel innerlijke rust gegeven.
Ik heb me altijd vastgehouden aan het feit dat ik chance heb dat ik mijn biologische familie tenminste ken. Bij veel andere geadopteerden is dat niet het geval. Je wil niet klagen, want je kent je familie. Maar als je ze kent, komt er daar een verantwoordelijkheid bij.
Ik moet geen moeite doen om te weten waar ik vandaan kom, ik heb het altijd ter beschikking. Toch heb ik ook niet alle informatie: de taalbarrière tussen mij en mijn ouders en mijn wens om hen niet te kwetsen laat minder ruimte om te claimen waar ik recht op heb. Ik wil bovendien zo weinig mogelijk mensen lastigvallen met mijn problemen.
Als ik terugblik op het contact met mijn biologische familie, zijn het vooral de financiële vragen die ik vroeger het moeilijkst vond. Als volwassen persoon kan ik dat beter relativeren en wil ik hen ook helpen op financieel vlak, maar daar is een heel proces aan voorafgegaan. Ik moest eerst leren om mezelf te aanvaarden als geadopteerd persoon. Ik moest aanvaarden dat de situatie nu eenmaal zo is, én dat mijn familie me wél graag ziet.
Hoe dan ook zal het altijd een tweestrijd zijn. Je begint je allerlei bedenkingen te maken: als ik een reisje maak, ga ik het dan wel op Instagram zetten waar mijn zussen me volgen? Ga ik tout court wel op vakantie? Het voelt ongemakkelijk om geld uit te geven en daarmee uit te pakken, terwijl je weet in welke armoede je familie leeft.
Om een open adoptie te laten werken, zou ik zeggen dat het belangrijk is om de verwachtingen van de biologische ouders te bevragen en te kijken of die enigszins matchen met je eigen verwachtingen of die van de adoptieouders. Volgens mij is het belangrijk om realistische verwachtingen te hebben en te weten waar je aan toe bent.
Als adoptieouder moet je je de vraag stellen of je er klaar voor bent om met je kind over de biologische ouders te praten. Ga je je gekwetst voelen als je kind praat over zijn/haar biologische ouders? De veiligheid om open over alles en alle gevoelens te praten is heel belangrijk. Ik heb die veiligheid altijd gemist in mijn jeugd.
Soms denk ik: beseften mijn adoptieouders wel dat ik al vijf jaar van mijn leven ergens anders opgroeide, bij andere mensen, andere normen en waarden heb meegekregen? Ik moest mijn taal, mijn naam, mijn identiteit volledig aanpassen. Hier noemt iedereen me Whitney, maar in Haïti ben ik Jasmine. Jasmine is de naam die mijn biologische familie me gaf en ik zou nooit willen dat zij ook Whitney zouden gebruiken.
Ik denk dat de rol van de biologische ouders er vooral in bestaat om het kind te zeggen dat het graag gezien is. Ook langs die kant zou er emotionele veiligheid moeten zijn.
Nu ik zelf ouder ben, besef ik maar al te goed dat je als ouder niet altijd weet wat je aan het doen bent. Het ouderschap is uitdagend, maar als je veel liefde te bieden hebt en empathisch bent, kan je een veilige situatie creëren en meegroeien met je kind. Als je je zelf niet goed in je vel voelt, is het moeilijk om er te zijn voor je kind.
Deel je ook graag jouw ervaring met open adoptie? We zoeken nog naar getuigenissen van eerste/geboorteouders. Interesse? Mail naar kristien.wouters@steunpuntadoptie.be.